Kim en Johanna leerden elkaar kennen op een bijeenkomst over leefbare lonen. “Kim stelde een kritische vraag over het onderwerp en ik wist meteen dat ik veel van haar kon leren”, zegt Johanna. “Als investeerders hebben we de mogelijkheid om multinationals kritisch te bevragen over leefbare lonen en hoe zij daar zorg voor dragen. Dankzij Kim leerde ik om betere vragen te stellen.”
Kim, je was manager van een kledingfabriek in Cambodja. Hoe heeft die ervaring je visie op een eerlijke kledingindustrie gevormd?
Kim: “Ik heb mensenrechten gestudeerd en was vastberaden om te laten zien dat je ook in de kledingindustrie op een rechtvaardige manier met personeel kunt omspringen. Maar in de fabriek had ik daar heel weinig ruimte voor. Door de machtsverhoudingen in de sector staan fabrieksmanagers met hun rug tegen de muur. Zo moest ik soms werk uitbesteden aan andere fabrieken als wij een order niet op tijd rond kregen. Ik wist dan niet of die fabrieken wel goed met hun personeel omgingen. Ik had van te voren nooit verwacht dat ik zoiets zou doen. Maar door de machtsbalans tussen kledingmerken en -fabrieken heb je bijna geen keuze.
De macht die kledingmerken hebben, is bijvoorbeeld goed zichtbaar in de manier waarop ze orders plaatsen. Ze doen eerst een voorspelling, zoals: ‘We willen 100.000 zeegroene topjes in verschillende maten.’ Op basis daarvan kocht ik dan materialen in en schatte ik het aantal medewerkers in dat we nodig zouden hebben. Eén probleem: hun voorspelling is niet bindend. En het komt vaak voor dat die totaal anders uitpakt. Het merk neemt slechts de helft af, of de kleur moet toch anders. Als kledingfabriek zit je dan opgescheept met de investeringskosten. De marges voor fabrieken zijn klein, dus zo’n tegenvaller resulteert al gauw in rode cijfers.
Die dynamiek is de hoofdoorzaak van allerlei niet-duurzame en onrechtvaardige praktijken in de kledingindustrie, zoals lage lonen. Fabriekseigenaren vangen de onzekerheid op door hun kosten – en dus ook de loonkosten – zo laag mogelijk te houden.”
Hoe kan dat anders?
Kim: “Het is fascinerend dat we de status quo in de industrie voor lief nemen. Waarom maken kledingmerken hun kleding bijvoorbeeld niet zelf? Dat vragen we ons niet eens meer af, maar daar zit wel de kern. Ze láten kleding maken, omdat ze de kosten van materiaal en personeel niet willen dragen. En die keuze hangt weer samen met de onwil van aandeelhouders om risico’s te nemen.
Kledingmerken – en dus ook hun aandeelhouders – zouden de risico’s in de keten samen met fabrieken moeten dragen. En dus ook samen moeten opdraaien voor de verliezen die ontstaan als de voorspelde en werkelijke order niet overeen komen. Ook zou het helpen als kledingmerken een aanbetaling doen bij de start van het productieproces, als financieel engagement. Alleen zo ontstaat een eerlijkere keten, waarin niet in de lonen van werknemers wordt gesneden om de risico’s in de keten op te vangen.”
In veel landen en sectoren ligt het minimumloon nog steeds aanzienlijk lager dan het inkomen dat werknemers nodig hebben voor hun levensonderhoud (zie kader). Hoe gaat Triodos Bank daarmee om?
Johanna: “Triodos Investment Management (de beleggingstak van Triodos Bank, red.) maakt zich hard voor een leefbaar loon. Dat stelt werknemers namelijk in staat om uit een kwetsbare positie van armoede te komen. Als investeerder oefenen we druk uit op kledingmerken om ervoor te zorgen dat hun toeleveranciers een leefbaar loon betalen aan hun werknemers. Dat doen we zowel alleen als samen met twintig andere investeerders, via het Platform Living Wage Financials. Zo voer ik namens dat platform gesprekken met Nike. Daarbij haal ik inspiratie uit de verhalen van Kim.
Ik vraag bijvoorbeeld of de winstmarges van het kledingmerk hun leveranciers in staat stelt om een leefbaar loon te betalen. En of de opdrachtgever wel bijdraagt aan de kosten voor de leverancier om te voldoen aan milieu- en sociale regelgeving en aan de kosten voor de controle hierop. Daarnaast vind ik het belangrijk dat kledingmerken langdurige relaties opbouwen met hun producenten, zodat zij samen kunnen werken aan betere lonen en werkomstandigheden."
Hoe beïnvloeden jullie een groot kledingmerk als Nike?
Johanna: “We zijn bijvoorbeeld aanwezig bij de aandeelhoudersvergadering, waar we vragen stellen. Daarnaast spreken we jaarlijks met de directie van het bedrijf. Dat kan soms een uitdagende aangelegenheid zijn. Vorig jaar kregen we bijvoorbeeld maar een half uur de tijd, dat vooral opging aan een promopraatje. Dit jaar hadden we drie kwartier de tijd en beantwoordden ze onze vragen wel. Er zit dus verbetering in, maar de antwoorden waren nog niet zo gedetailleerd als we zouden willen. Ik hoop dat ze volgend jaar duidelijk kunnen aangeven in welke fabrieken ze een leefbaar loon betalen en hoe ze het budget daarvoor vrijmaken. Ze zijn er nu in ieder geval van doordrongen dat we dat belangrijk vinden.”
Wat doet Triodos als een bedrijf te weinig stappen zet?
Johanna: “We kunnen op verschillende manieren ons ongenoegen duidelijk maken. Bijvoorbeeld door een formele brief te schrijven aan de directie van een bedrijf. Vervolgens kunnen we een openbare verklaring uitbrengen, waarin we het bedrijf om verbetering vragen. Als ook dat niet helpt, kunnen we besluiten onze investering terug te trekken.
Overigens hebben we een paar jaar geleden besloten om niet meer te investeren in fast fashion-merken. We keken hun businesscase na en concludeerden dat het extreem onwaarschijnlijk is dat zij ooit ruimte vinden een leefbaar loon uit te betalen. Dat leidde tot desinvesteringen in onder meer H&M en Inditex, het moederbedrijf van Zara. Triodos heeft een sterke reputatie op het gebied van verantwoord ondernemen, dus zo’n desinvestering levert slechte pers op voor hen.
Tegelijkertijd kennen we onze plek: we zijn een kleine fondsbeheerder en een bedrijf als Inditex komt niet in de problemen als ze ons kwijtraken. We hebben dus ook de samenwerking met grote fondsen nodig, zodat een desinvestering niet beperkt blijft tot (mogelijke) reputatieschade, maar ook financieel pijn doet. Dat proberen we te bewerkstelligen via het Platform Living Wage Financials.”
Johanna, welke vervolgstappen zijn nodig om een leefbaar loon in de kledingindustrie te bereiken?
Johanna: “Meer investeerders moeten zich er hard voor maken. Dan kunnen we gezamenlijk tegen merken zeggen: wij accepteren een lager rendement op onze beleggingen, als jullie de risico’s in de productieketen eerlijker verdelen. Op die manier ontstaat er ruimte voor kledingfabrieken om een leefbaar loon te betalen. Ik zie wel beweging in die richting, maar de mainstream vermogensbeheerders zijn daar nog lang niet.”
Kim, welke ontwikkelingen in de kledingsector stemmen jou hoopvol?
Kim: “Het groeiende besef dat er een systeemverandering nodig is om tot een eerlijke en duurzame keten te komen. Maar we hebben nog een lange weg te gaan. In de afgelopen decennia is bijvoorbeeld geprobeerd om via vrijwillige afspraken tot een eerlijke industrie te komen, maar dat zorgde helaas niet voor echte verandering. Er is meer nodig. Dat besef daalt op steeds meer plekken in.
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.