Als bedrijven zich groener voordoen dan ze werkelijk zijn, is daar een woord voor: 'greenwashing.' Denk aan een shampoo die zich ‘natuurlijk’ noemt en een grote bloem op de verpakking laat zien, terwijl er in het product zelf maar een kleine fractie van de bloem in kwestie te bespeuren valt.

Hoe zorg je ervoor dat je dit soort greenwashing bij beleggingen herkent én vermijdt? Met deze vragen kun je een groen sausje onderscheiden van écht donkergroene beleggingen.

1. Hoeveel duurzame ingrediënten zitten erin?

Greenwashing gebeurt ook bij beleggingen. Bedrijven pakken uit met hun scores op het vlak van Ecologische, Sociale en Governance (bestuur) kenmerken. En fondsbeheerders kunnen hoge scores op die ESG-kenmerken als basis nemen om bedrijven te selecteren voor hun duurzame fondsen. Maar selecteren ze de top 20% uit de lijst? Of de top 70%? Beide zijn mogelijk, maar zijn niet even duurzaam. In het geval een fondsbeheerder op basis van ESG-kenmerken investeert, vraag je dus het best naar hoe groot het percentage bedrijven is dat ze uit de ranking opnemen.

2. Wat verstaat het fonds onder duurzaam?

Een bijkomend probleem bij ESG-beleggen: wat als het bedrijf in kwestie het beste in zijn sector is, maar die sector is bijvoorbeeld luchtvaart, of fossiele brandstof? Dan beleg je weliswaar in de ‘best-in-class’ – alleen is die ‘class’ niet al te best voor de toekomst van onze planeet. Nadeel is dat er genoeg fondsen zijn die op deze manier volgens ESG-criteria beleggen, en jij als belegger het idee kan hebben een duurzame belegging aan te gaan, terwijl daar stevig over te discussiëren valt.

Een beleggingsstrategie die wél garanties biedt, is impactbeleggen: fondsbeheerders selecteren dan alleen aandelen van bedrijven die oplossingen aanbieden voor duurzaamheidsvraagstukken. Denk aan bedrijven in hernieuwbare energie, circulaire economie of duurzame landbouw en voeding.

3. Welke kleur heeft het fonds?

Beleggingen die duurzame impact als doelstelling hebben, mogen zich volgens de Europese transparantieregels het meest duurzaam noemen. Ze vallen dan onder ‘artikel 9’ van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) – wat in de praktijk ‘donkergroene’ beleggingen genoemd worden.

ESG-beleggingen vallen onder artikel 8, de ‘lichtgroene’ categorie, voor producten die wel duurzame kenmerken hebben, maar duurzaamheid niet expliciet als doel hebben. Fondsbeheerders die geen rekening houden met duurzaamheid, moeten hun beleggingen onder artikel 6 classificeren, de ‘grijze' categorie.

4. Wat zeggen de kleine lettertjes?

Stel: je hebt een fonds gevonden dat een concreet duurzaam doel stelt, en het heeft een SFDR 9-classificatie. Dan loont het de moeite dat nog nader te onderzoeken. Ook omdat de EU beslist heeft dat zaken zoals gas en kernenergie onder ‘groene transitietechnieken’ vallen – ze kunnen dus voorkomen in donkergroene fondsen. Lees daarom het factsheet waarin staat welk beleggingsbeleid het fonds heeft, of ga na in welke aandelen en eventuele obligaties het fonds precies belegt.

Maak het jezelf (en de planeet) gemakkelijk.

Je ziet, er komt toch wel wat opzoekwerk bij kijken als je écht duurzaam wilt beleggen, en dus sectoren als luchtvaart, fossiele brandstoffen en kernenergie wilt vermijden. Er is ook een makkelijke manier om dat te doen: kies voor een donkergroene bank. Triodos is zo'n bank. Je vindt er alleen maar écht duurzame beleggingen, zonder schadelijke sectoren.