Het grootste deel van het jongste boek van Kees Klomp, Ecoliberalisme, gaat over oplossingen, en om het daarover te kunnen hebben, moeten we eerst het probleem benoemen. Of in zijn woorden: ‘het beest in de bek kijken’. Het gaat om iets dat we liever niet horen, maar eigenlijk wel weten, namelijk dat we niet kunnen blijven voortdoen zoals we bezig zijn, met milieuvervuiling, biodiversiteitsverlies en klimaatontwrichting tot gevolg. Doen we dat toch, dan zullen niet alleen de ecologische maar ook de economische gevolgen zich laten voelen: er komt een grote en langdurige crisis op ons af en het is niet zo’n dipje als we tijdens Covid hadden (economische krimp van 11 %) of tijdens de financiële crisis van 2008 (5 %). Onderzoek dat in 2024 het wetenschappelijke tijdschrift Nature verscheen, spreekt van een jaarlijks internationaal inkomensverlies van 19 % tegen 2050. Verder onderzoek door centrale banken berekende dat de storm-, brand- en overstromingsschade ten gevolge van klimaatverandering maar liefst een derde van het wereldwijde inkomen (GDP) in rook zal doen opgaan.

Bovendien gaat het niet om een plotse ineenstorting, iets waar we als mensheid wel raad mee weten (een pandemie bijvoorbeeld), maar om een geleidelijk verergerend proces. Die ineenstorting gaat dan ook nog eens veel sneller dan onze transities van het economisch systeem, zoals de transitie van een wegwerpeconomie naar een circulaire economie, de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie ... Allemaal sympathiek, maar too little en too late, volgens Klomp.

Beste Kees Klomp, dit is nogal wat. Toch zegt u geen doemdenker te zijn?
“Neen, integendeel. Er zijn wetenschappers die het allemaal hopeloos vinden en die concluderen dat we op weg zijn naar uitsterving. Dat is niet mijn visie. Tegelijk wil ik geen valse hoop geven, dus reken ik me ook niet tot de stroming die ervan uitgaat dat we slim genoeg zijn om de juiste technologie uit te vinden waarmee we op het laatste nippertje de greppel zullen ontwijken. Ik geloof dat we wel degelijk de greppel inrijden, maar dat zal niet het einde van de mensheid betekenen, alleen maar het einde van ons huidige economisch systeem. Het huidige economisch systeem heeft geen bestaansrecht meer.”

Het einde van het kapitalisme en de wereldhandel, hoe moeten we ons dat voorstellen?
“Uit onderzoek blijkt dat het systeem door twee gevolgen van de ecologische ontwrichting bedreigd wordt, namelijk enerzijds door klimaatschade en anderzijds door het ontwrichten van de handelsinfrastructuur. Die schade zien we vooral in de gevolgen van extreme weersomstandigheden. Er is de heel directe schade, zoals bij overstromingen of bosbranden. Maar het kan ook gaan om schade aan de manier waarop we gewassen telen, door vernatting of juist verdroging.

En dan is er dus de ontwrichting van de wereldhandel. In de huidige wereldeconomie verdienen we in landen zoals België of Nederland een belangrijk deel van ons bruto binnenlands product over de grens. Dat basale uitwisselen van goederen gaat steeds moeilijker en ingewikkelder verlopen naarmate de vervuiling, het biodiversiteitsverlies en de klimaatverandering toenemen. Dat is bestudeerd door wetenschappers die het einde van verdwenen beschavingen onderzoeken in het domein collapsologie. Zo’n einde is altijd pijnlijk, dat wil ik niet bagatelliseren, integendeel. Wel weten wij, in tegenstelling tot die eerder verdwenen beschavingen, wat er op ons af komt. In plaats van onze energie te focussen op het proberen voorkomen – wat in mijn ogen futiel is – zouden we beter bezig zijn met wat er van ons gevraagd wordt in die ineenstorting en in die wederopbouw. Want ik geloof dat er zoiets bestaat als ‘goede ineenstorting’.”

Wel gaan we van heel veel zaken afscheid moeten nemen, niet? Van soorten, van de wereld zoals we die kennen?
“Absoluut. Het is één groot rouwproces. En in een rouwproces heb je verschillende fases. We denken bij rouw vaak aan dat zachte, verdrietige stuk, maar er zijn ook fases van boosheid en weerstand. Die boosheid verklaart deels ook waarom mensen radicaal rechts stemmen. Ze willen heel graag dat alles bij het oude blijft. Ook het afscheid van het kapitalisme valt velen moeilijk. Zo had ik onlangs een aanvaring met de oud-directeur van de Nederlandsche Bank, Lex Hoogduin, die mij ervan beticht een staatsgevaarlijke ecosocialist te zijn – en socialisme is uiteraard het grootst denkbare gevaar (brede glimlach die wijst op ironie).”

“In de Business School waar ik werk, beleven veel van mijn studenten het kapitalisme als een soort van natuurwet, iets dat er altijd geweest is. Terwijl ik in de lessen politieke economie destijds geleerd heb dat kapitalisme maar een paar eeuwen oud is, dat het door mensen is gecreëerd en niet onbelangrijk, dat er ook nogal wat geweld in de ontstaansgeschiedenis ervan zit. Ook heb ik geleerd dat er daarnaast nog twee andere universele basisvormen zijn om een economie in te richten, namelijk een staatsgeleide planeconomie en een economie van de ‘commons’ of de meent. Van die drie heeft kapitalisme het intussen tot een soort van religie geschopt. En dat maakt dat elk niet-kapitalistisch idee meteen afgeserveerd wordt als een gevaar en gedoemd tot mislukking. Mensen willen heel graag geloven dat het bestaande systeem overeind kan blijven. ”

Oké. Wat nu? Hoe creëren we een nieuwe economie?
“Ik zie twee pijlers. Ten eerste zullen we ons moeten gaan gedragen als ecologische wezens. Dat betekent erkennen dat we aardbewoners zijn en geen marktbewoners. Momenteel slijten wij ons leven voor een groot gedeelte als een portemonnee. We zijn eigenlijk alleen maar bezig met het geld in onze portemonnee terecht te laten komen door arbeid en het vervolgens op de markt uit te geven aan goederen – een modern westers mensenleven is weinig meer dan dat. We hebben te lang gedaan alsof we over de natuur konden heersen en we komen nu tot de pijnlijke conclusie dat de natuur over óns lot beschikt. Ze is letterlijk de basis van ons bestaan, met haar lucht, bodem, gewassen en grondstoffen.”

“Een tweede denkbeeld dat aan vervanging toe is, is ons idee over geluk. Als economische wezens zijn we geluk gaan vereenzelvigen met bezit. We zijn geluk gaan verwarren met genot, plezier en comfort. Wat de overconsumptie en overproductie voedt, die de ontwrichting heeft veroorzaakt. We moeten onszelf veranderen van materiële naar geestelijke wezens. Een van de meest confronterende dingen die mijn studenten bij mij doormaken is wanneer ik hen de piramide van Maslow toon, met aan de onderkant de basisbehoeftes zoals een dak boven je hoofd en eten, daarboven emotionele behoeftes, sociale behoeftes en tot slot spirituele behoeftes. En dan laat ik zien dat je alleen voor de bevrediging van de onderste laag goederen nodig hebt. Terwijl we de grote misvatting hebben gecreëerd dat je voor ál die behoeftes je heil kunt zoeken in consumptie.”

U verwacht op dat vlak best veel van initiatieven zoals coöperaties en commons?
“Ja. Zij denken niet in termen van productie en consumptie, maar in termen van proviandering: het uitwisselen van goederen op basis van wat er daadwerkelijk nodig is. Ze maken een groot onderscheid tussen de goederen die we echt behoeven en de goederen die we begeren of die ons door reclame worden aangepraat. Wat mensen die actief zijn in coöperaties en commons als belangrijkste gevolg omschrijven van hun deelname, is verbinding met andere mensen en zinvol met je tijd omgaan. Het is er hen dus minder om te doen dat ze in de coöperatie hun eigen voedsel telen of hun eigen energie produceren. Ze zeggen daarentegen enorm veel voldoening te vinden in het feit dat ze zich met een groep mensen samen bekommeren over hun levensomstandigheden. En dat is interessant, want dat zit veel meer in de immateriële hoek. Daar zie ik veel heil in.”

Wat verwacht u hierin van banken?
“Banken zijn enorm afhankelijk van groei, meer zelfs, ze liggen mee aan de basis van die groeiverwachting. Want als een bank geld investeert, dan is dat met het oog op meer geld terugkrijgen dan er uitgeleend is. Ze nemen dus continu een voorschot op de groei. Daardoor is de financiële economie groter geworden dan de reële economie. In se is dat geen enkel probleem, maar de beurs is niet totaal losgekoppeld van de echte wereld. Als het financiële systeem implodeert, dan kan dat de reële economie besmetten. Neem de Rotterdamse haven. Daar werken alles samen zo’n 100.000 mensen, rechtstreeks en onrechtstreeks. Mensen met echte banen bij echte bedrijven. Achter die bedrijven zit een handjevol internationale investeringsfondsen. Hun implodering heeft heel reële gevolgen, zoals massaontslagen, hyperinflatie en uiteindelijk wat economen een depressie noemen.”

“Toen ik onlangs sprak voor een grote groep impactinvesteerders, vroegen ze mij wat ze moeten doen met hun geld als dit gebeurt. Want dat geld zit nu in een soort van pakhuis en dat pakhuis ligt binnenkort in de as. Mijn antwoord: investeer je geld in marktonafhankelijkheid. Investeer in de meent, zorg dat lokale en regionale gemeenschappen zo marktonafhankelijk en soeverein mogelijk kunnen bestaan. Denk aan meentinfrastructuur, voedselcoöperaties, energiecoöperaties, gewoon de zaken waarmee we straks een basaal levensbestaan kunnen inrichten bij afwezigheid van klassieke markt. Ook bij de ineenstorting kan er in het dorp nog gewoon een bakker zijn die brood bakt dat andere mensen afnemen. De vraag is of dat nog gaat gebeuren met euro’s. Ik denk dat we dat alleen nog gaan doen met lokale munten. Dus als je mij vraagt hoe banken op een verstandige manier met hun geld kunnen omgaan, dan zeg ik: kleinkapitaal. De wereldeconomie en het grootkapitaal zijn einde oefening. Ik denk dat er een heel nieuwe economie komt waarin kleinschaligheid en korte ketens centraal komen te staan. Het rendement van kleinkapitaal is niet meer geld, maar vrijheid en zekerheid. Net wat we nodig zullen hebben.